De Vliegende Hollander
Er was eens... een kapitein, genaamd Willem van der Decken. Hij was de eigenaar van een schip.
Hij woonde in Terneuzen, een plaatsje in de provincie Zeeland.
Willem van der Decken stond bekend als een moedige man, niet snel bang.
Maar op één van zijn zeereizen, in het jaar 1676, kwam hij niet meer terug van een reis. Hij was verdwenen.
Willem van der Decken was op weg naar Indië, toen er bij Kaap de Goede Hoop, de zuidkust van Zuid-Afrika, een storm opstak.
De stuurman van het schip gaf de kapitein het advies de storm af te wachten. De kapitein werd woedend. Hij gooide de stuurman overboord, en zijn bijbel, die elke kapitein altijd bij zich had, gooide hij erachteraan. Hij pakte de staken van het stuurrad, en riep: "Al zou god mij laten zeilen tot aan de jongste dag, de Kaap zal ik ronden!"
Nadat hij dit gezegd had werd het stil. De storm hield op, de golven werden weer rustig.
Toen klonk er een stem, vanuit de lucht; "Willem van der Decken, gij zult zeilen tot aan de jongste dag!"
De bemanning van het schip stierf, één voor één. Willem van der Decken bleef als enige over op het schip.
Bij "spookweer", storm dus, meenden mensen in de buurt van Kaap de Goede Hoop weleens een spookschip te hebben gezien, met Willem van der Decken achter het stuur.
De vloek die over het schip, en de kapitein, waren uitgeroepen, werd ook in verband gebracht met het feit dat Willem van der Decken op Pasen, een Christelijke feestdag, uitvoer.
De zeilen van het schip werden bloedrood, met gebolde zeilen. En het voer tegen de wind in. Schepen die de Vliegende Hollander tegen zouden komen, zouden ongeluk krijgen.
Kijk bij de Vliegende Hollander II voor de uitgebreide versie.