|
|
|
NavBar |
|
|
|
©Walhalla - 18 - 02 - '08 |
|
|
|
|
|
|
|
Legenden - De Vliegende Hollander II |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Simonsdorp (Zuid-Afrika) – De dag voor pasen, 1676
Het was de dag voor eerste paasdag. Kapitein Willem van der Decken besloot met zijn schip uit te varen naar Indië. Hij kwam uit Nederland, om precies te zijn Terneuzen, een dorp in Zeeland, een provincie in Nederland. Hij wilde naar Indië. Hij was een moedig man. Misschien iets té moedig. Ondanks de waarschuwingen van anderen; dat het onverstandig was op Pasen, een Christelijke feestdag, uit te varen, ging Willem van der Decken toch...
De storm joeg woest over de zee. De zee rolde schuimend de kade af, en beukte tegen de zijden van de schepen die aangemeerd lagen. Niemand waagde zich het water op.
Het weer was zelf zó gruwelijk, dat de bemanningsleden het niet waagden om op het dek te komen. Alleen de kapitein, Willem van der Decken, stond voor op het schip. Hij had stalen zenuwen.
Willem van der Decken keek somber naar het weer. Het was zijn bedoeling geweest enkele dagen geleden al richting Indië te vertrekken. Maar het weer hield hem tegen.
Hij balde zijn vuisten. Hoe durfde de wind hem tegen te houden?
Zijn mannen voelden zich veilig onder zijn leiding, en voerden zonder aarzelen zijn bevelen uit. Zonder vragen te stellen. Ze wisten dat ze op zijn beslissingen konden bouwen, en het maakte hen niet uit dat hij soms kwaad werd, als iets hem tegenzat.
Willem van der Decken gromde, en zei, op luide toon: “Weer of geen weer, morgenochtend om 6 uur varen we uit.”
De matrozen stopten met praten. Ze durfden niet te zeggen wat ze dachten. Toen schraapte de bootsman zijn keel.“Bezwaren?” vroeg van der Decken.
“Het is morgen eerste Paasdag, kapitein.” Antwoordde de bootsman. De matrozen vielen hem bij: “Zo is het kapitein, het is een heilige wet, dat je op eerste paasdag niet uit mag varen!”
De kapitein balde zijn vuist en liet hem hard neerkomen op de tafel. “Niks mee te maken!” schreeuwde hij kwaad. “Eerste Paasdag, of niet, storm of geen storm, ik vaar waar en wanneer ik wil!” Hij haalde even kort adem, toen vervolgde hij bulderend: “Zorg dat morgenochtend vroeg alles klaar is voor vertrek!” Hij liep weg, en bleef de rest van de avond vloekend in zijn hut.
Simonsdorp (Zuid-Afrika) – 1e Paasdag 1676
De matrozen keken angstig naar de storm, die nog heviger was dan de dag ervoor.
De stem van Willem van der Decken schalde over het dek. “Zeilen hijsen! Ankers lichten! We vertrekken!” Het klonk alsof hij het leuk vond, en dat was waarschijnlijk ook wel zo.
Voorzichtig begon de stuurman tegen de kapitein: “kapitein... het is vandaag eerste Paasdag. En de mannen hebben er... eigenlijk bezwaar tegen om op deze dag uit te varen.”
De kapitein lachte. Geen aardige lach, maar een kwade lach. “Ik ben hier de baas! Storm of geen storm, Pasen of geen Pasen. We gaan naar Indië!”De stuurman probeerde nog eens voorzichtig: “het is Pasen kapitein...”
De kapitein snoof geïrriteerd. “wat nou Pasen? Ik heb gezegd dat we uitvaren. Dus varen we uit!”De ankers werden gelicht, en het schip voer weg, de haven uit...
Kaap de Goede Hoop (Zuid-Afrika) – 1676
De storm woei harder dan hij ooit had gedaan. “Misschien moeten we de haven invaren, en wachten tot de storm voorbij is.” Begon de stuurman voorzichtig tegen de kapitein. De kapitein draaide zich woest naar hem toe.“Nu heb ik genoeg van het gezeur! Ik heb gezegd dat we door zullen varen!” bulderde hij, met een woedend gezicht duwde hij de stuurman over de reling heen. Zijn bijbel volgde. Hij greep de staken van het stuurrad en riep: “Al zou god mij laten zeilen tot aan de jongste dag, de Kaap zal ik ronden!”Nadat hij dit gezegd had, werd het stil. De storm hield op. De golven werden rustig.Toen klonk een stem vanuit de lucht: “Willem van der Decken, gij zult moeten zeilen tot aan de jongste dag!”Het schip, dat stil was komen te liggen, schokte. Draaide zich, en voer, tegen de wind in, met gebolde zeilen, rond bij de kust van Zuid-Afrika.
De eerst witte zeilen veranderden in bloedrood. De bemanning stierf één voor één, alleen Willem van der Decken bleef over. Hij voer door, tot in de eeuwigheid...
Later...
Het bleef een tijd lang stil rond het schip en zijn passagiers. Ze waren voor dood verklaard.
Toen gebeurde er iets merkwaardigs. Op een dag koerste een volgeladen schip vanuit Indië terug naar Nederland. Geduwd door een stevige, maar niet te harde, storm, voer het schip langs Kaap de Goede Hoop.Plotseling liet de matroos, die op de uitkijk stond, een kreet van verbazing horen. Daar, aan bakboord, voer ineens een schip. Het leek over de zee heen te vliegen. Met bloedrode, bolle, zeilen, tegen de wind in. De andere matrozen kwamen aangesneld. Ze keken met open mond naar het schip. De zwartgeblakkerde romp en masten, de doodse stilte op het voor- en achterdek. Geen uitkijkpost in het kraaiennest, geen druk heen- en weer rennende matrozen, en geen bevelende kapitein. Alleen een zwarte vogel, die rond de mast cirkelde, en een man, die achter het stuurrad stond.
De matrozen wilden hun kapitein halen. Maar toen ze terug kwamen, was het spookschip weer verdwenen. De kapitein lachte. “Een spookschip? Jullie zijn vast zeeziek. Hup! Aan het werk weer!” De matrozen waren er zeker van dat het schip echt was geweest. Maar ze hadden geen bewijs, dus hielden ze erover op.
Er kwamen steeds meer berichten over een ronddolend spookschip, bij Kaap de Goede Hoop. Veel mensen geloofden de berichten, andere mensen haalden hun schouders lachend op. “Wat een onzin!”
Er werd een kapitein ingezet om te kijken of het verhaal waar was, of dat het slechts een legende was. Maar de kapitein zag het met eigen ogen: de verhalen waren waar, het spookschip bestond.Zodra hij bij Kaap de Goede Hoop aankwam, werd zijn koers bijna gekruist door een plotseling verschijnende tegenligger. Het schip had vuurrode zeilen, en een zwartgeblakkerde romp. Rond de mast cirkelde een zwarte vogel.“Dit is onmogelijk” zei de kapitein met open mond, hij riep alle matrozen aan dek, en hield een korte toespraak: “Mannen,” begon hij, “dít is het spookschip waar iedereen het over heeft,”hij wees naar het schip. “Hiervoor, kan niemand een verklaring geven.”Terwijl hij sprak, gebeurde er iets angstaanjagends. Het spookschip wendde zijn steven, en voer in volle vaart op de schoener van de dappere kapitein af. De matrozen schreeuweden het uit. “Pas op! We worden overvaren!” Maar het was al te laat.Zonder vaart te minderen schoot het spookschip op hen af. De matrozen vingen nog een glimp op van een bitter-kijkende kapitein achter het stuurrad, en toen raakte het schip hen.Er werd geen schok of trilling gevoeld. Het schip voer dwars door de schoener heen. Het enige dat werd gevoeld, was een ijskoude windvlaag... “Het was een Hollander.”Mompelde de kapitein schor, “Hij voerde de Hollandse vlag!”Toen zei iemand verbijsterd: “De Vliegende Hollander... hij vloog.” Weer gingen er jaren voorbij, oude schepen maakten hun laatste reis, en de nieuwe werden het water in gebracht. Alleen de Vliegende Hollander joeg over de golven, rond Kaap de Goede Hoop. De kapitein had het járen geleden als een vloek over zich uitgesproken. “Al zou ik tot in de eeuwigheid moeten doorvaren.” En dat deed hij. Hij vaarde door. Tot in de Eeuwigheid... |
|
|
|
|
|
|
|
|
NavBar |
|
|
|
Today, there have been 8 visitors (11 hits) on this page! |